2 uur in de klas met Verbindende Communicatie

We zijn in 2050. Annick legt aan de klas uit hoe mensen in 2019 communiceerden.

Aan het einde van de dag gaan de leerlingen via een (symbolische) deur terug naar 2019. Ze leren de mensen daar de taal van de verbinding spreken of de taal van de empathie… in elk geval een taal voor een superdiverse maatschappij. Een keer per week gaat het deurtje open en Annick drukt elke leerling de hand als verwelkoming en vraagt, “Hoe was het…?”, “Alles in orde?”. Sommige leerlingen rollen met hun ogen en zeggen dat het wel erg was en anderen zeggen dat ze blij zijn om hun ervaringen zo meteen te kunnen delen met de klas.

De kinderen groeten elkaar met de zin: “Jij hoort bij ons” en praten door elkaar en vertellen  allemaal dingen alsof ze elkaar dagen niet gezien hebben. 

In een kastje nemen ze 2 stapels kaarten. Op de ene stapel kaarten staan gevoelens en op de andere behoeften. De kaarten worden onder de leerlingen verdeeld.

“Wil iemand delen wat hij/zij beleefd heeft in 2019?” vraagt Annick en iedereen gaat voor de dansvloer zitten die op de grond ligt. De dansvloer is een ruimtelijk model van Verbindende Communicatie. Kaarten op de vloer met de verschillende stappen beelden het proces uit: observatie, gevoelens, behoeften en verzoeken.

Susanne staat op en gaat op de dansvloer staan. De anderen kijken vol spanning. 

“Ik was in het park… en er kwam een kind naar me toe en zei: “Jij bent dik”” .

Susanne staat op het veld OBSERVATIE terwijl dat ze dat vertelt.

De kinderen bestuderen de kaarten die ze in de hand houden. Susanne gaat nu op het veld GEVOELENS staan.

“Ik heb er een” roept iemand: “Was je verrast?”. De kaart wordt op de grond gelegd, zodat iedereen ze kan zien. “Hmmm… ook, maar…” “Ik zou daar toch verdrietig van worden” zegt een ander kind en legt een kaart waar verdriet op staat op de grond.

De kaarten hebben de kinderen aan het begin van het schooljaar zelf gemaakt. 

Er zijn 4 groepen; verdrietig, angstig, blij en boos. Daaronder vallen gevoelens als onzeker, verrast, blij, vrolijk, verdrietig, eenzaam, teleurgesteld, bezorgd, gespannen, onrustig, vredig, kalm, voldaan, bang, ongerust, opgewonden, enthousiast, warm, gefrustreerd, dankbaar, speels, woedend, nieuwsgierig, moedeloos, …

Na een tijdje liggen er 4 kaarten met gevoelens op de grond: verrast, verdrietig, gespannen en onzeker.

“Ja” zegt Susanne “ik werd er onzeker van. Ik dacht dat ik misschien echt wel te dik ben”…

Susanne weet dat dit een oordeel over zichzelf is en gaat aan de andere kant staan, daar waar de kaarten liggen die uitleggen hoe er in 2019 gesproken werd:

OORDELEN, ZICHZELF VAN ALLES VERTELLEN, STRATEGIEËN EN EISEN.

Ze staat nu op de kaart OORDELEN om haar oordelen te verwelkomen. 

“Als ik mezelf vertel dat het wel waar is wat de andere zegt, word ik helemaal moedeloos”.

Susanne gaat nu op het veld BEHOEFTEN staan….

De andere leerlingen weten dat ze nu graag naar haar behoeften wil zoeken. 

Hier enkele behoeften die op de kaarten staan:

“ertoe doen, gezien worden, zichzelf kunnen zijn, empathie geven en ontvangen, bekwaamheid, leren, zich kunnen ontwikkelen, ontdekken, keuze, autonomie, vrijheid, zelfexpressie, creativiteit, veiligheid, vertrouwen, delen, gezelschap, vrienden, erbij horen, gehoord worden, anderen begrijpen, jezelf begrijpen, begrepen worden, hulp, samenwerking, spelen, plezier, rust, ontspanning, fysiek welzijn, eerlijkheid, liefde, verbinding, …”

Deze keer nemen de kinderen de kaarten met behoeften en raden weer welke behoefte bij Susanne niet vervuld zou kunnen zijn… 

Veiligheid spreekt Susanne aan… ze wil graag in veiligheid haar plaats in de wereld kunnen innemen. 

Als de gevoelens en behoeftes geïdentificeerd zijn, haalt Susanne haar “identiteitskaart” uit.

Om te kunnen reizen in de tijd heb je een “fluide identiteitskaart”. Want we veranderen en evolueren. Daarom is het geen statische maar wel een fluide identiteit, net zoals Verbindende Communicatie een fluide taal is. Ze is niet statisch zoals oordelen die ons in hokjes stoppen: 

“je bent dom”…. Alsof dat iets voor altijd is. Je had misschien een 4/10 op je laatste wiskundetoets… dat is een observatie en sluit niet uit dat het de volgende keer anders is.

Susanne schrijft het datum en het gevoel en behoefte op haar identiteitskaart.

Bij de nabespreking vertellen andere kinderen dat ze ook soms behoefte hebben aan veiligheid of zo mogen zijn als je bent, onvoorwaardelijk geaccepteerd te worden…Ja, dat herkent iedereen wel.

Op het einde van de 2 uren duiken de kinderen weer door de poort, terug naar 2019.

We zijn benieuwd wat we ons de volgende keer te vertellen zullen hebben.

hoe we een conflict zien in The school of empathy

“We (in de westerse cultuur) say: “the tree died”, and it seems to make sense. But would it be possible to speak about that event in a way that acknowledges that what we really have is just a conversion of matter into a different form and to other uses, with its essential energy-or spirit-remaining undiminished?

Further, what if all creation was understood to participate in this constant transformation, wether it was a mosquito turning into frog food two days into its four-day lifespan or a cliff becoming a sand beach over eons? Our way of speaking disconnects segments of the transformation process, freezes them with labels like “tree”, admires them as long as they stay within this label, then laments their “dead” as soon as they pass on to a different form. In reality the only death has been the noun-shape we created ourselves.

“Returning to the teaching”, Rupert Ross (p.122).
 

Het boek gaat over het rechtssysteem van de inheemse bevolking in Canada.

In onze maatschappij denken we: een conflict moet zo snel mogelijk opgelost worden en als de oplossing succesvol toegepast wordt, dan is het conflict weg. Je gaat van een statische toestand naar een andere statische toestand. Daarvoor gebruiken we de statische taal. Als we deze manier van conflicten hanteren, blijven er vaak resten hangen die op gegeven moment weer aan de oppervlakte borrelen en duidelijk maken dat het conflict niet weg is.

Bijvoorbeeld in de kindertuin: een kind bijt het andere. Het gebeten kind schreeuwt het uit. Er ontstaat een conflict. Een volwassene komt erbij en geeft aan: bijtend kind slecht, gebeten kind goed. We hebben een schuldige en een slachtoffer. De schuldige moet zich verontschuldigen maar wil dat niet, ervaart dat als een vernedering, spartelt tegen. Als de schuldige niet meewerkt, wordt hem/haar pijn toegevoegd (valt onder de term straffen). Of de schuldige werkt  wel mee en verontschuldigt zich. In beide gevallen hebben we een oplossing toegepast en we gaan ervan uit dat het conflict opgelost is. Gezien de schuldige nog altijd geen idee heeft welke onvervulde behoefte hem/haar ertoe bracht om iemand anders te bijten, zal hij/zij geen andere strategie kunnen ontwikkelen en zal hij/zij uiteindelijk weer dezelfde strategie toepassen en iedereen is verbaasd.

We kunnen een conflict ook bekijken als een vorm van energie. Energie verdwijnt nooit, ze verandert alleen maar. De verbinding helpt ons om de energie van een toestand naar een andere te brengen. We proberen niet iets te laten verdwijnen, maar we creëren iets nieuws en in dit proces heeft alles zijn functie. Het conflict vertelt ons dat er een onevenwicht is en door het transformatieproces brengen we weer evenwicht en hebben we de kans om te groeien en een strategie te vinden die de behoefte van iedereen vervult.